Maar er moet nog meer worden geregeld om de aanpassing mogelijk te maken: chief engineer (zeg echt nooit ‘the machine guy’, waarschuwt Holmberg) Morten Isaksen moet extra brandstof regelen want de afstand is immers groter. Isaksen is de Deense hoofdmachinist, verantwoordelijk voor alles wat met de aandrijving en techniek te maken heeft. Een doorgewinterde zeeman met 25 dienstjaren, die al sinds de ingebruikname op dit schip zit.
Morten Isaksen is een Deense vijftiger. Net als de kapitein met een baardje, serieus, even vriendelijk als de kapitein, maar minder grappig. Slanker en iets minder groot ook, maar zeker zo ervaren. Hij vaart al vijfentwintig jaar, waarvan de laatste vier jaar op de Mary Maersk. Sinds de maiden voyage van het schip in 2013 dus.
Isaksen is verantwoordelijk voor de machinekamer van de Mary. Maar een betere omschrijving is machinekathedraal. Om er te komen moet Isaksen vanaf de brug eerst tien verdiepingen met de lift naar beneden om vervolgens nog een paar trappen af te dalen. Vervolgens loopt hij door een ruim 300 meter lange gang vanaf het benedendek van de brug naar de machinekamer achterin het schip. De afstand lijkt schier eindeloos. ‘Soms bij zwaar weer kun je het eind van de gang niet zien, omdat het schip zo flexibel is dat er een kromming optreedt’, vertelt Isaksen.
De machinekamer is zeker twintig meter hoog. Een hels kabaal van de groen geverfde machines vult de hele ruimte. Net als een constante trilling. In de machineruimte is het warm. In het Noord-Europese klimaat gaat het nog wel, maar in de tropen loopt het hier volgens Isaksen al snel op tot een kleine vijftig graden Celsius.
De twee achtcilinder motoren zijn gigantisch. De lichtgroene behuizing is veel te groot voor de gemiddelde woning. Elk leveren ze rond de 42.000 pk. De assen naar de twee schroeven die – ook weer vanwege brandstofefficiëntie – in tegengestelde richting draaien, zijn elk ongeveer 100 meter lang. De propellers hebben een diameter van een kleine tien meter.
Een paar kamers verder bevindt zich een miniraffinaderij, die de zware stookolie eerst opwarmt voordat ze naar de twee motoren wordt geleid. Zonder deze opwarming zou de stookolie veel te ‘dik’ zijn (het spul heeft wel wat weg van asfalt) voor de motoren.
Isaksen heeft acht mensen tot zijn beschikking, louter voor het draaiende houden van de motoren. Dat lijkt veel, maar dat is het niet. 'Ik moet op deze schepen nu twee motoren in plaats van één aan de gang houden en heb er maar één man bijgekregen.' Hij wil maar zeggen: het waren tropenjaren.
Ook in de machinekamer staat alles in het teken van brandstofbesparing. ‘The biggest game is energy-efficiency’, zegt Isaksen.
De werkdruk is een belangrijke reden waarom de ‘Machine Guy’ het na deze trip voor gezien houdt. Hierna gaat hij hetzelfde werk doen op een van de nieuwe 'Winterpalace'-schepen van Maersk, containerschepen die van Rusland naar de Scandinavische landen varen.
Hoewel Rotterdam de grootste bunkerhaven van Europa is, is het niet gemakkelijk om de extra brandstof voor elkaar te krijgen. Het moet laagzwavelige scheepsbrandstof zijn, want dat is verplicht voor het varen op de Noord-Europese zeeën.
Zo gemakkelijk is deze ‘low sulfur’ echter niet te krijgen. Door de vertraging ligt de Mary Maersk nu tegelijk met enkele andere grote containerschepen in de haven en die willen allemaal tegelijk bunkeren. Bij de vaste leveranciers is de zwavelarme stookolie niet te krijgen, dus moet Isaksen naar ExxonMobil. Dat is duurder, maar langer stilliggen kost nog meer. En dus legt een tankschip ’s middags langszij aan om de ‘Mary’ van brandstof te voorzien. Het tanken duurt de hele ochtend.
Niet alles is ‘state of the art’; een deel van de communicatie vindt nog steeds plaats via een ouderwetse matrixprinter.
Daarna is wachten op de planners die het andere vaarschema moeten regelen. En op het afronden van het lossen van de 2500 containers die voor Rotterdam zijn bedoeld.
Tijd genoeg om het schip verder te verkennen. We krijgen daarbij alle vrijheid. De enorme brug – hij strekt zich uit over de volle breedte van het schip - op de negende verdieping is voor ons gedurende de hele reis vrij toegankelijk. Vanaf hier hebben we rondom uitzicht. In het midden zit de besturing: geen groot houten scheepswiel uiteraard, maar een klein modern Playstation-console achtig stuur. Verder veel radarbeelden, telefoons en computerschermen die alle mogelijke informatie geven; over de snelheid, de motoren, de diepgang, het weer, de positie, de stroming. Maar niet alles is ‘state of the art’; af en toe ratelt er een ouderwetse matrixprinter.
Ter compensatie voor alle efficiëntie en techniek is achter de cockpit’ in een hoek een zitje ingericht, waar op een tafeltje een onafgemaakte legpuzzel ligt. In een keukentje kunnen de dienstdoende officieren en wachten koffie en thee zetten. In de ‘vensterbank’ staan voor de vorm enkele bloemen verpieterd in een pot.
Wij worden onderdeel van het vaste maaltijdenschema aan boord van het schip. Dat betekent avondeten om 17.30 uur, ontbijt om 07.30 uur en lunch om 12.00 uur. Kapitein Holmberg eet altijd gewoon met de manschappen mee. ‘Maar de hiërarchie blijft natuurlijk in stand’’, zegt hij vanaf zijn vast plek aan het midden van de tafel.
Holmberg blijkt een geboren verhalenverteller. Anekdotes heeft Holmberg in overvloed, zoals over het bemanningslid dat 70% van de tijd zeeziek was. ‘Maar hij bleef, met altijd een emmertje in zijn hand, zijn werk doen. Ik snapte niet dat hij op zee bleef.’
En Holmberg vertelt over zijn verpleegkundige werkzaamheden, want hij is ook de dokter aan boord. Hij heeft in de speciale behandelkamer (inclusief ziekenhuisbed) al heel veel soorten aandoeningen moeten behandelen, zoals geïnfecteerde ogen en – ‘dit is een beetje smerig’ – aambeien. In noodgevallen heeft hij verbinding met een arts aan de wal. ‘Vroeger was dat een soort leerling-dokter, maar tegenwoordig is het gelukkig een echte ervaren arts.’ Aan boord heeft hij een ruime keuze aan medicijnen, zoals pijnstillers en antibiotica. ‘Die liggen in de kluis in mijn kantoor.’